Ik las vandaag het prachtige essay van Andries Baart uit 2014, getiteld: het cultiveren van kwaliteitsbewustzijn; leren anders te kijken, te duiden en te doen. Dit essay is onderdeel geweest van een onderzoek door de Stichting Presentie in opdracht van Actiz.
Dit essay kraakt een paar kritische noten met betrekking tot de dominante aanpak rondom kwaliteit en biedt een prachtige ‘bijna vergeten’ invalshoek aan die essentieel is voor goede zorgkwaliteit.
Gesteld wordt dat het zorgproces in de huidige tijd uit elkaar is gehaald tot tal van deelhandelingen, die vervolgens in onderzoek worden uitgeprobeerd tot de beste uitvoering is gevonden. Vervolgens worden de competenties vastgesteld en aangeleerd en in een protocol verankerd en verplicht gesteld.
Niets mis mee zou je zeggen, op deze manier werken we ten minste systematisch aan kwaliteitsborging, nietwaar...?
De zorgprofessional is daarbij vooral geleerd ‘naar binnen’ te kijken; wat moet ik doen, wat is de voorgeschreven volgorde, wat is ook al weer de voorgeschreven frequentie, op welke zaken moet ik letten etcetera. Als de baas of de Inspectie vervolgens van buitenaf komt controleren weet je als zorgprofessional dat je niks te vrezen hebt als je protocol maar hebt gevolgd. Ook dit hebben we elkaar aangeleerd.
Nog steeds niet heel veel mis mee zou je zeggen..we leren toch om steeds beter te doen wat we zouden moeten doen, nietwaar...?
Ondertussen meten en registreren we voortdurend hoe we het doen in de praktijk. Meten (en registreren) is de dominante werkwijze voor de vaststelling van kwaliteit. Op bijna wetenschappelijke wijze: gesloten uitvraag, vaste set variabelen, afstandelijk, gestandaardiseerd, metend en rekenend, objectief, vergelijkbaar, controleerbaar, etc.
Ook niks mis mee, want ‘meten is toch weten’, zou je zeggen, nietwaar...?
Deze aanpak mist vanuit de presentiebenadering toch iets heel essentieels, namelijk dat er voortdurend gezocht wordt naar aansluiting bij en afstemming op de cliënt. Steeds maar weer: aansluiten en afstemmen, aansluiten en afstemmen! De relatie tussen zorgprofessional en cliënt is de plek waar de zorg daadwerkelijk ontstaat, afgestemd op deze ene cliënt en op de mogelijkheden van deze ene professional. De relatie zelf, de ontmoeting, is daarbij al een vorm van zorg op zichzelf voor de ander: gezien, gehoord, serieus genomen worden.
We kunnen gemakkelijk constateren dat het huidige kwaliteitsdenken hier helemaal niet op gericht is en het ook als moeilijk wordt ervaren om hier in het licht van kwaliteitsbewustzijn iets mee te doen. Misschien moeten we allereerst toch wat minder belang gaan hechten aan het meten, want kennelijk valt het echte ‘weten’ op dit terrein moeilijk of misschien zelfs wel helemaal niet te meten.
Het pleidooi in het essay is het mengen van de voorschriften met wat ter plekke en op dat moment wenselijk is, dus in de situatie en in de relatie zelf. Het gaat er niet om de voorschriften buiten werking te stellen, maar veel meer om de voorschriften op een verstandige wijze te leren gebruiken. Daarvoor is het nodig dat de professional situationeel leert waarnemen, duiden en beoordelen. Dat wordt in de regel bevorderd als die zorgverleners met elkaar mogen beraadslagen over en reflecteren op hun eigen praktijk, elkaar in de situatie zelf scherp en wakker leren houden, en als ze op deze wijze permanent leren de kern van de zorg te evalueren en verbeteren.
Een prachtig pleidooi wat mij betreft voor de ‘lerende organisatie’ en voor een visie op kwaliteit, waarin kwaliteit meer behelst dan het behalen van de normen verantwoorde zorg en een goede CQ score...
Dit essay kraakt een paar kritische noten met betrekking tot de dominante aanpak rondom kwaliteit en biedt een prachtige ‘bijna vergeten’ invalshoek aan die essentieel is voor goede zorgkwaliteit.
Gesteld wordt dat het zorgproces in de huidige tijd uit elkaar is gehaald tot tal van deelhandelingen, die vervolgens in onderzoek worden uitgeprobeerd tot de beste uitvoering is gevonden. Vervolgens worden de competenties vastgesteld en aangeleerd en in een protocol verankerd en verplicht gesteld.
Niets mis mee zou je zeggen, op deze manier werken we ten minste systematisch aan kwaliteitsborging, nietwaar...?
De zorgprofessional is daarbij vooral geleerd ‘naar binnen’ te kijken; wat moet ik doen, wat is de voorgeschreven volgorde, wat is ook al weer de voorgeschreven frequentie, op welke zaken moet ik letten etcetera. Als de baas of de Inspectie vervolgens van buitenaf komt controleren weet je als zorgprofessional dat je niks te vrezen hebt als je protocol maar hebt gevolgd. Ook dit hebben we elkaar aangeleerd.
Nog steeds niet heel veel mis mee zou je zeggen..we leren toch om steeds beter te doen wat we zouden moeten doen, nietwaar...?
Ondertussen meten en registreren we voortdurend hoe we het doen in de praktijk. Meten (en registreren) is de dominante werkwijze voor de vaststelling van kwaliteit. Op bijna wetenschappelijke wijze: gesloten uitvraag, vaste set variabelen, afstandelijk, gestandaardiseerd, metend en rekenend, objectief, vergelijkbaar, controleerbaar, etc.
Ook niks mis mee, want ‘meten is toch weten’, zou je zeggen, nietwaar...?
Deze aanpak mist vanuit de presentiebenadering toch iets heel essentieels, namelijk dat er voortdurend gezocht wordt naar aansluiting bij en afstemming op de cliënt. Steeds maar weer: aansluiten en afstemmen, aansluiten en afstemmen! De relatie tussen zorgprofessional en cliënt is de plek waar de zorg daadwerkelijk ontstaat, afgestemd op deze ene cliënt en op de mogelijkheden van deze ene professional. De relatie zelf, de ontmoeting, is daarbij al een vorm van zorg op zichzelf voor de ander: gezien, gehoord, serieus genomen worden.
We kunnen gemakkelijk constateren dat het huidige kwaliteitsdenken hier helemaal niet op gericht is en het ook als moeilijk wordt ervaren om hier in het licht van kwaliteitsbewustzijn iets mee te doen. Misschien moeten we allereerst toch wat minder belang gaan hechten aan het meten, want kennelijk valt het echte ‘weten’ op dit terrein moeilijk of misschien zelfs wel helemaal niet te meten.
Het pleidooi in het essay is het mengen van de voorschriften met wat ter plekke en op dat moment wenselijk is, dus in de situatie en in de relatie zelf. Het gaat er niet om de voorschriften buiten werking te stellen, maar veel meer om de voorschriften op een verstandige wijze te leren gebruiken. Daarvoor is het nodig dat de professional situationeel leert waarnemen, duiden en beoordelen. Dat wordt in de regel bevorderd als die zorgverleners met elkaar mogen beraadslagen over en reflecteren op hun eigen praktijk, elkaar in de situatie zelf scherp en wakker leren houden, en als ze op deze wijze permanent leren de kern van de zorg te evalueren en verbeteren.
Een prachtig pleidooi wat mij betreft voor de ‘lerende organisatie’ en voor een visie op kwaliteit, waarin kwaliteit meer behelst dan het behalen van de normen verantwoorde zorg en een goede CQ score...